Toen ik hier nog onvolwassen was
Liep er een rivier door onze stad
Langs de Oosterstraat
Een drooggevallen kloof
Braakliggend terrein
Vol verleden en mysterie
Onkruid, avontuur
Eronder, diep begraven, rails
Een internationale navelstreng
Die ons met moederland verbond
Waarvan we na de oorlog
Dringend afstand wilden nemen
Een spoorlijn werd een litteken
Een litteken rivier van groen
Doodgelopen maar vol leven
Poort naar een verborgen wereld
Toen we onze buren weer als buren
Zagen, strijdbijl eindelijk begraven
Hebben we gezamenlijk besloten
De kloof weer te ontkloven
Het mysterie werd getemd
En het onkruid werd gemaaid
Het ijzerwerk weer opgepoetst
De treinen weer van stal
De verbinding weer hersteld
Geen navelstreng, eerder zo'n
Twee-bekertjes-één-touw waarmee je
Met je buurjongen kon praten
De kloof werd niet gedicht en bleef rivier
Er stroomt van alles heen en weer:
Dromen, mensen en ideeën
Eindelijk geen eindpunt meer
Arthur Adam ten Cate