Zelden
als een dorp gebouwd wordt
denkt men “dit wordt ooit een grote stad”
Men leeft en ademt, overleeft
en drinkt de zorgen van zich af
weeft netwerken en levens samen
bouwt, breekt af en bouwt weer op
om jaren later terug te kijken
af te stoffen, feest te vieren
En op dat feest: de dans, het licht
het ritme van de stad, de hartslag
die haar in de toekomst brengt, waar
niemand weet wat ons daar wacht
Zijn we straks een metropool?
Versmolten tot aan Hengeldé?
Is dan de stad omringd door bos
of ligt Enschede dan aan zee?
Vaak
als er een stad gebouwd is
denkt men “volle kracht vooruit!”
Men bouwt en droomt en breekt weer af
Probeert ongrijpbaarheid te temmen,
weeft verbanden en verband
Als alles wat is opgebouwd
ten onder gaat door vuur of knal
of tijden die veranderen
Wat maakt de stad? Het zijn de mensen
Onverstoorbaar gaan we door
Wij zijn geen stad “that never sleeps”
Onze stad staat steeds weer op
En daarvoor zijn we dankbaar, trots
we zijn hier toch maar aanbeland
Samen maken we de stad
en reiken we elkaar de hand
En op dit feest: het licht te vieren
dans het ritme van de stad
we zien wat ons de toekomst brengt
met vertrouwen in het “hat”
Nu
mogen we stilstaan, en dansen
trots op waar we zijn gekomen
Van vijf marken lang geleden
naar honderdzestigduizend zielen nu
Er is nog zoveel te ontdekken
In de volgende zeven eeuwen
Vol vertrouwen KWW
Vieren we nu Enschede
Geschreven ter gelegenheid van de start van het feestjaar van het 700-jarig bestaan van Enschede. Voorgelezen op een vol Ei van Ko, door burgemeester Roelof Bleker
Arthur Adam ten Cate
Waarom ik geen Amsterdammer werd