Toen ik jong was hing mijn moeder
rond deze tijd de lakens binnen.
“Er wordt gemest”, ik rook het best,
maar wist niet beter, vond het een
normale lentegeur.
Toen ik ging studeren in de grote stad
was daar van mest geen sprake, het
rook naar groot en stad, naar gracht
en bier en wiet en op de eigen manier
ook wel weer naar lente.
En daar miste ik Twente - als ik weer
thuis was omhelsde ik de mestgeur in
gedachten, beschouwde het de geur
van thuis, ik wist nog steeds niet beter.
Ik ben alweer een paar jaar terug.
En nu, begin maart, het prille groen
massaal met mest wordt overladen,
stikstofverbindingen ons uiteen drijven,
begint het me te dagen, dat het toch
best vreemd is dat waar het groen
wordt het naar stront ruikt.
Dat wat normaal gevonden wordt, is
niet per se fantastisch. Zoals zoveel
tradities is het koesteren van stront-
geur enigszins absurd. Hoeveel
nostalgie er ook aan plakt, hoe diep
we er ook met de voeten hebben
ingestaan.
Soms zijn herinneringen beter
slechts herinneringen.
Arthur Adam ten Cate