Gedichten van Arthur Adam ten Cate

Waarom ik geen Amsterdammer werd

Het idee van elke metropool is mooi:
Stop mensen bij elkaar, verenig 
windstreken, proef alles, alles 
bruist van levensdrang de hele dag 
en iedereen erkent de regenboog
de bontheid van de medemens

In de grote stad wordt steevast
schoolpleintaal gesproken, woorden 
wisselen klappen uit in elk gesprek
elke interactie is je plek
in het geding: je laat je zien en horen
je karakter van beton, een knappe jongen
die je bal of je positie pikt

In schoolpleins ben ik een dyslect
autistische pauw met breekbare veren
Zonder weerwoord maar vol woorden,
niet mijn spel, zocht ik mijn ruimte
Na 13 jaar Damsko, 9 jaar Noord

Terug naar Enske

Regenboogbontheid mis ik hier
Maar die bijdehandheid slechts 
als kiespijn. Hier hoor ik de boerentaal
- die ik ook niet vloeiend spreek -
waarin ik de rust herken:
je bent er dus je mag er zijn

Ik hoef hier niet te strijden
Behalve voor de regenboog,
als men onbeholpen toch
plots schoolpleins spreekt, en men 
hier vergeet zelf bont te zijn,
vergeet dat hier de ruimte is

Dan herinner ik aan noaberschap
Hier zou voor ieder moeten gelden:
Je bent er dus je mag er zijn.


 

Arthur Adam ten Cate

Arthur Adam ten Cate