Ik mag letteren
op dit langwerpige
blikveld tussen krantrand
en kolomlijn over Eanske
= Enschede in ’t hiernumaals,
zonder haast.
Twee jaar mij uitstorten
op dit geperst wit, over dat
of dit wat opgeslagen zit
in mij. Een huid en haar
regelen op deze paginaplek,
zonder haast.
Twee jaar, een muizenpasje
in de tijd. Ik ben alweer
de negende die u levend
mag uitscheuren, opbergen,
of in de blauwe otto stoppen,
zonder haast.
Twee jaar, ga ik wandelen.
Wijk in wijk uit, maand in
maand uit. In de handpalm
waar we allemaal wonen,
wortelen, werken, liefhebben,
zonder haast.
Na eerst 't kloppend markthart
spiraal ik rond. Een dichter
laat zich niet graag binnen
of buiten de perken houden.
Pak een stoel, schuif aan,
zonder haast.
Laat mij u verbazen, binden,
verblijden, in uw 98 buurten,
in zin, zinnen. Samen even
oplopen, deze krant in,
de stad in, de taal in,
zonder haast.
Dick Schlüter