Gedichten van Dick Schlüter

Pathmos

Een stad begint met het verlangen
een stad te willen zijn. Een wijk
begint met kraamschudden, buren,
een praatje, gezamenlijke schooluren, 
dansles, uitgaan, voetbal, verhalen.

Ook zonder vernoemd te zijn naar
een Grieks eiland, wisten de plukdrolster,
krasser, kaminhanger, stukkenkeurster,
aandraaier, copssjouwer, stangensmeerder
en twijner dat Van Heeks de bazen waren.

Een weten dat vervaagd, uit de tijd raakt
ondanks de Verver-, Wever-, Bleker-,
Bombazijn- , Snelspoel-, Calicot-, Keper-,
Ruwer-, Drukker-, Spinner- en Sterkerstraat.
Vergeetwoorden omdat borden niet praten.

Gebouwd in de Gouden Fabrikantentijd
werden weinig dubbeltjes hier een kwartje,
laat staan een knaak. Maar er was vertier,
saamhorigheid, het gevoel een rijksdaalder
te zijn zonder een centje pijn over morgen.

Kolenhokken werden bij de eerste renovatie
douches en bij de tweede werden de huren
voor sommigen te hoog. Maar als buren
bleef je met bijna iedereen omgaan. Gewoon,
zoals een autoservice hier `Jan’ heet.

De mensen, de dagen, de dingen, verdringen
zich niet altijd knus, maar wel hecht bij elkaar.
Een gebaar is al genoeg om te begrijpen hoe
het gaat. Er zijn er die een deel van hun leven
uit handen geven om er voor anderen te zijn.

Betsie en Willem van Voorst als voorbeelden
voor de huidige generatie vrijwilligers die
er voor zorgen dat langs de singel een wijk ligt
die kan vieren, het op de heupen kan krijgen,
die kan dansen, zingen, maar ook kan zwijgen.

9e Stadsdichter van Enschede

Dick Schlüter

Dick Schlüter