Gedichten van Dick Schlüter

Blauw&geel

Aan de Von Weberlaan
in de wijk De Bolhaar gaan
twee moeders en drie kinderen
met mijn buren veilig wandelen,
zonder hun mannen, hun vaders. 

Meende u ook op 7 maart
dat de sirenes anders klonken?
Dat je daarna het ronken
van vliegtuigen dacht te horen?
Dat er onschuld is verloren? 

Dagelijks dat huiveringwekkende,
een afgrijzen door beelden 
die beklijven. We weten weer
wat we graag wilden vergeten.
We worden weer: open armen! 

In onze grote gezellige stad
zijn niet alleen de mondkapjes
afgedaan. Schellen vielen van
ogen nu er niet ver hier vandaan
een muil gretig is open gegaan.

Daar weg willen, je veilig voelen, 
weg, weg, weg! Je kinderen
een toekomst gunnen. Doodsangst
na donder, granaatbeven, erbarmen.
Wij waren vaker open armen.

Oktober 1914 vervoerden treinen
600 Vlaamse vluchtelingen naar
deze stad met een groot hart.
In het park bij Schenkerij Wattez
staat nog een dankbare (lege) sokkel.

Duitse Joden in de dertiger jaren,
daarna vele, vele andere ontheemden.
Mijn ouders vertelden over Hongaren,
ik heb weet van Tsjechen, Chilenen,
daarna Somaliërs en noem ze maar.

Aan de Von Weberlaan
in de wijk De Bolhaar gaan
twee moeders en drie kinderen
met mijn buren veilig wandelen.
Zonder hun mannen, de vaders.

9e Stadsdichter van Enschede

Dick Schlüter

Dick Schlüter