Dichtbij kolossaalt hij koket
Wanneer je er naar toe loopt
Groeit hij groot als torenflat
Overal stoot je je ogen
Aan onze Langevinger
Die op 101 meter kan bogen
De eerste in een kweekvijver
Maar andere hele grote moesten
Onder de radar blijven
Een grote stad
Wil altijd omhoog
Gaat nooit prat op plat
Ooit sierden potloden rondom
Het Centrum fier de horizon
Ze vielen samen met Van Heek om
Nu God wordt weg gebromd
Verliezen ook de kerktorens
Hun hemelse bestaansgrond
En wanneer je wegloopt
Knabbelt krimp aan onze Alpha
Kleiner, kleinst, maar niet gesloopt
Het dreumesje in de regiohemel
Zeggen ze bij de buren
Over het Enschedese gewemel
Terwijl ons Manhattan groeit
Daar bij die Boulevard. Wanneer
Zijn Eind en Kop ineen gevloeid?
Met de Langevinger als baken
Zoals ooit pijpen, torens
Over ons moesten waken
Maar wat of wie
Voorkomt armoedeval, angst
Voor oorlog, corona, klimaatregie?
Ja, er zijn weer spelen voor velen
Er is nog brood, nabuurschap
En je mag weer huggen en strelen
Dick Schlüter