(doop van de Stadshaard in drie tegelwijsheden met een korte toelichting)
Tegelwijsheid 1:
Verandering – transformatie – is het wezen van de dingen.
De dingen krijgen van ons, mensen, een naam, zoals ‘ik’, of ‘buurman’, of ‘Enschede’, of ‘Roombeek’, of ‘Stadshaard’. Wij weten dat de dingen nooit hetzelfde zullen blijven. Daarom hebben we rituelen bedacht, vormen, waarin men de overgang van het één naar het ander, een plek en betekenis kan geven. Een voorbeeld daarvan is de doop, waarmee we iets of iemand een ‘vaste’ plek in de gemeenschap geven. Er bestaat binnen zo’n gemeenschap altijd een zekere consensus over hoe de dingen horen te zijn. Over wat de moeite waard is. Dat noemen we cultuur. Dit mag wel, dat mag niet, dit is mooi, dat is lelijk, enzovoort.
Zo schouwen we de wereld om ons heen en zijn we altijd overtuigd van ons eigen aangeleerde gelijk. Zó horen de dingen te zijn!
Maar de dingen veranderen voortdurend, ook als we dat niet meteen zien. Jaren worden rimpels, geheugencellen worden Alzheimer, een scherpe blik kan niet meer zonder bril.
Tegelwijsheid 2:
Als we ons neerleggen bij de verandering, wordt de dood een uitnodiging om te gaan leven.
Stel nu, dat we in Enschede een nieuwe wijk zouden bouwen. Boven op de oude, die is verdwenen, die is overgegaan in licht, lawaai, vuur en herinneringen. En stel we zochten naar nieuwe vormen, naar veelkleurigheid, naar diverse verschijningen voor aloude bestemmingen. Wat zou dat opleveren?
Het nieuwe heeft tijd nodig om in het oude te kunnen integreren. Om samen iets anders te worden, wat daarvoor nog niet bestond.
De eerste ‘zwarte’ in het Roombeek van de jaren ’70 was het gesprek van de dag, maar in de jaren ’80 en ’90 werd in vele talen een gesprek gevoerd, en was de couscous van de buurvrouw niet vreemder meer dan de eigen stamppot. Wel was het een prettige variatie op het avondmaal.
Tegelwijsheid 3:
Wie het nieuwe toelaat in zichzelf zal opnieuw geboren worden.
Een ketelhuis is een functioneel gebouw. Er staan apparaten in die zorgen voor verwarming. Zij regelen de transformatie en het transport van energie. Dat hoort zo. En dat blijft zo.
Nieuw is het, om die functionaliteit te verpakken in een niet-functionele vorm. Niet verstoppen, maar laten zien.
Welke vorm past dan? Wat is de ‘goede’ vorm? Is de vorm goed als ze past bij de inhoud? Is ze goed als ze past bij de omgeving? Is ze goed als ze past in de traditie? Is ze goed als ze daarmee breekt?
Er circuleren veel perspectieven als het gaat om de vraag wanneer een vorm ‘goed’ is. En even zovele meningen.
Maar ook overtuigingen zijn veranderlijk. En wie dat als zodanig toelaat, zal nieuwe perspectieven in zichzelf kunnen ontdekken.
Een simpel voorbeeld. Veel stemmen hebben geroepen dat de Stadshaard de naastliggende Mariakerk ontsiert. De Haard trekt alle aandacht. Maar… sinds het verrijzen van de Stadshaard is er meer over de Mariakerk gesproken dan in 20 jaar daarvoor! In positieve zin. Zelf is me de kerk nog nooit zo opgevallen als sinds de Stadshaard ernáást staat.
Een ander voorbeeld. Veel stemmen roepen dat het gebouw lelijk is (hoewel niet alle stemmen goed worden geteld, maar dat terzijde). Ik moet denken aan het schilderij ‘De Schreeuw’ van Munch. Ik vind dat een lelijk schilderij. Maar het raakt me altijd weer als ik het zie. Het zegt iets over mij, over de wereld waarin wij leven. Ik vind het lelijk, maar toch belangrijk. Het is goed dat het er is.
De vraag is deze: kunnen wij het nieuwe toelaten? Kunnen wij het inbedden in onze vertrouwde traditionele denkbeelden, die we in de loop der eeuwen in Delfts Blauw hebben verzameld boven onze eigen haard?
Als we dat kunnen, tonen we als stadsgemeenschap ruimdenkendheid en veerkracht. Dan tonen we aan, dat we bereid en in staat zijn ons open te stellen voor het andere, waarin wij opnieuw geboren kunnen worden. Dan stellen we ons open voor nieuwe vergezichten. Het is een ontdekkingsreis.
Met verwarming.
In het perspectief van zo’n hoopvolle, veelbelovende horizon, dopen we vandaag de Roombeekse Stadshaard.
Opdat hij zich zo goed mogelijk van zijn dienende taak zal kwijten.
Opdat hij mag worden opgenomen in de gemeenschap.
Opdat hij een voorbeeld mag zijn voor anderen.
Uit naam van alles wat ons bij elkaar brengt en verbindt,
Amen (het zij zo)…
1 oktober 2010. Bij de officiële ingebruikname van de ‘Stadshaard’ op Roombeek, Enschede.
Frank Wijering