Jos Eertink (1983) is geboren in Enschede. Hij woonde als kind in Hengelo en beleefde zijn middelbare schooltijd in Almelo. Als student Communicatiewetenschap aan de UT, keerde hij in 2002 terug naar Enschede. Na zijn studie werkte hij jarenlang voor het Wilminktheater. Sinds zijn studententijd is hij actief als dichter; de stad was daarbij altijd al een inspiratiebron. Als hij niet aan het schrijven is, dan schildert hij. Op zijn website blogt hij over beide passies. Begin 2021 kwam zijn bundel De Getekende Schone uit, waarin al zijn stadsgedichten zijn opgenomen (o.a. verkrijgbaar bij Boekhandel Broekhuis). Tevens eindigde hij dat jaar met twee gedichten in de top 100-bundel van De Gedichtenwedstrijd ('In donzen dromen', PoeziëCentrum Gent).
Foto: Ruben Cress.
Jos Eertink
soms klapt ze om
de getekende schone
geschakeld decor
vanaf mijn geboorte
alles wat we wezenlijk doen
is bewegen van lente tot lente
steigers stutten het voorjaar
En de reeën trokken de stad in
gelokt door de afwezigheid
van mensen, kabaal en bovenal
die ronkende blikken parade.
Jopie woonde in de Javastraat.
Ze had een foto waarop je zag
hoe de achtergevel van de buren
tijdelijk in de oorlog ontbrak.
Het jaar begon veel te normaal.
Dus werden we in maart bezocht
door een oom die op de piste
een griezelig sterk verhaal had
ik wil een plek
waar vervlogen beloften
als dekens boven ons zweven
nooit gedacht dat hier de lichten
in het hoogseizoen zouden doven
aanstekelijk is de lach
zeeblauwe gedachten
golven over de stad
de harlekijn van
we kunnen jullie vernietigen
we kunnen jullie beschermen
we twijfelen of we maakten
of dat jullie gaandeweg
ineens nam ik plaats op de vensterbank
en alles leek zo troostrijk zacht
zittend op mijn knuffelvacht
zwarte koffer, zwarte noten
die veelal ongeschreven zijn
blauwe dagen, blauwe klanken
Ik lag bellen te blazen op kleiige
grond, bezonken met wat ik ooit
had gehoopt. In de waterspiegel
boven kon ik rimpelingen zien.
in parken is de tijd een herhaling
ons bestaan vindt plaats
langs hardere paden
van asfalt en tegels
balen geplukt en jaren gebukt
geloofd en toch gebroken
met olie gesmeerd
af en toe gemaskerd
verlaten wij de zomernacht
weten we wat mag en moet
vergeten soms te groeten
de stilstand in een bewogen jaar
wordt voelbaar door de vogels
langs de randen van de stad
opa woonde vlak bij de campus
waar kennis vrij
in de bossen ontsprong
stroperig klinkt opera
op andermans balkon
de tongval is hier vlakker
samenzwering
is de tering van het brein
de conclusie die je trekt
starend over de A35
in de hoop op vroege lente
die torenflats van ons
het dunste lijntje maneschijn
zit klem tussen het Wilminkplein
en die vals bescheiden straat
van de stilgevallen Bannink
overal reflecties van
mijn wanhoop en
mijn plannen
onzichtbaar in december
zijn vederlichte hoeven
op stoepen zonder sneeuw
graag zou je nog eens
achterwaarts
die glijbanen bestijgen
als het spookbeeld van een kind
vóórdat je ertussen ligt
sta je óp de planken
kijk mij ik loop
ik schrijf en koop
je komt aan als een verzamelaar
verduisterd in het sluitstuk
van de allerlaatste trein
je verlangt met de maan
zoals liefde niet in liedjes zit
zit oorlog niet in films
we kijken ernaar
bij gebrek aan strijd
als de wijzers van je klok
stil blijven staan
en je drukt op een knop
maar de lamp gaat niet aan
vandaag herken ik mijn stad
als iemand die veranderd is
door een slanker postuur
een lichter montuur
in de buurt waar de provincies
tot straten zijn gekrompen
leerden we terloops
wat verdwalen echt betekent
toen we allen waren gebonden
aan de grond waaruit we ontsprongen
stond een menigte verbaasd
in de schaduw van vooruitgang
ik zal nooit zo in het nu zijn
als de zwaluwen boven Hogeland
al scherend ontdoen ze de lucht
van haar laatste scherpe kantjes
ergens in een herberg
op de gronden richting Lonneker
hoorden gasten de geboorte
van het eerste sterke verhaal
In de wintertuin van De Wonne
was een kever binnengedrongen.
Galant gestippeld, goed gelukt,
in het Engels bekend als ladybug.
voetbal is niet van papier
maar van spieren, zweet en gras
met 11 PK aan rode rossen
van fluitsignaal tot klinkend glas
ze krijgen je niet klein, madam
ook ik werd door ’t vuur gegrepen
ik gun je ijle lucht en regen
dit is niet jouw zwanenzang
Als het water van maart gezakt is,
blijkt pas hoe verzadigd we zijn.
‘t Sijpelt door de markt en singels,
vindt altijd een reden om dieper
Ze stapelt vingervlug gezichten
tot een samenvattend masker.
Verscholen in haar clair-obscur
ligt verstild een heldendicht.
Stel je voor: zomaar een paar,
wonend in de Tubantiastraat.
Met hun huis opgeknapt en
een tuin voor wat diepgang
Eén toren maakt nog geen skyline,
werd laatst achteloos gefluisterd.
Het was nacht. De stad scheen
inderdaad wat plat te zijn.
Je kan hier bijvoorbeeld geboren worden
op een plek genaamd Walkottelanden
wat toen wellicht klonk als een magisch
moeras, met vuurvliegjes boven
Dit is een beladen buurt
gevormd toen wij nog heersten
in een onbegrepen verder oosten
waar we straatnaambordjes stalen
Was je erbij toen de mammoetboom groeide?
Niet een klein stukje maar zichtbaar en krakend
De tuinman en de imker waren lang en breed thuis
alleen zij die hielden van nacht bleven achter
Hier liggen de stenen over littekenweefsel.
In grondgebied vol kruit klimt het groen vanuit een
krater. Van oude ruïnes hebben kavels geen weet.
Omringd door jonge dromen is de beek