De tijd loopt door de stad,
het nieuwe bouwen troont op
goed kritisch fundament.
Het maakt wat uit als daar
ook de muze woont en om
de hoek ook dichters wonen.
Komt het door het licht dat
juist die huizen drijven op een
verre blauwe zee. Het mooie
dakenrood is teruggekeerd. De
singel, toegangsader van verkeer,
stroomt als lange spiegels.
Aan de stadspoort dringt de tijd
snelt de muze vast vooruit
de toekomst in. Haar woorden,
wachters van het eerste uur,
roepen de herinnering naar het
gedicht waarin de mensen wonen.
Lidwiene Vermeij