Het regent op het gras en op de bomen
die doodstil langs de singel staan
waarover fietsers ’s morgens vroeg
half dromend naar hun werk toe gaan.
Op Grote Kerk en het stadhuis
waar verschillende stemmen klinken
wist hij met doordringend zacht geruis
onenigheid en sores even uit.
Het daalt op kletsnatte kinderen die spelen
vrolijk dansen in een grote plas
op paraplus rood, blauw, zwart
tikt de regen extra hard.
De regen valt in vijvers en op eenden
die telkens snel kopje onder gaan
het zingt en klinkt in zinken goten
water stroomt snel door straten
soms sijpelt het door keldermuren
het regent vele lange uren.
En plotseling, alsof een grote kraan is dichtgedraaid,
stopt het tikken, is het stil, heel even stil
de stad ruikt schoon, ruikt fris naar gras
gevallen blad en donkere aarde
naar herfst die al in aantocht is.
Stadsgedicht september 2017
Margót Veldhuizen