Ik zie een paar vogels vliegen.
Ze vliegen alsmaar rond.
Rondjes door de wolken.
En landen soms op de grond.
Kon ik ook maar mee.
Vliegen over land.
Maar ook vliegen over zee.
Met de wind in mijn veren.
Met de zon op mijn kop,
Dat zou ik altijd wel willen,
Maar ik vlieg nooit op.
Ik hoor een harde knal,
Er stort er eentje neer.
Ik weet niet of er nog eentje komen zal,
Maar ik kijk en luister al niet meer.
Het gedicht waarmee Roàn de verkiezing won.
Roàn de Jong