Gedichten van Arthur Adam ten Cate

Het orkest aan de randen van de stad

Ik liep mijn oren open 
aan de randen van de stad
Hoorde vogels, zaagmachines 
en de ruis van het verkeer
Mijn voetstappen en adem 
en het ruisen van mijn jas
Spechtentrommel, buizerdskriek 
en brommers in de weer

De wereld wordt weer wakker 
uit de warme winterslaap
steekt z’n hoofd boven de grond, 
gaat naar buiten, rekt zich uit
Al wat leeft laat van zich horen 
als een omgewaaid orkest
dat nietsontziend en nietsvermoedend 
alles omzet in geluid

dat alle chaos 
  coherent 
    van hoog 
      en laag 
        en ruis 
          in toeval 
            samenbalt

Wie is componist en wie 
is lid van het orkest?
Wat doet de stad en wat doen wij? 
De zon is dirigent
Als je je oren open hebt 
dan weet je het meteen
We dansen samen in geluid,
zijn onafscheidelijk één

Wij zijn de stad.
 

Arthur Adam ten Cate

Arthur Adam ten Cate