Ik liep mijn oren open
aan de randen van de stad
Hoorde vogels, zaagmachines
en de ruis van het verkeer
Mijn voetstappen en adem
en het ruisen van mijn jas
Spechtentrommel, buizerdskriek
en brommers in de weer
De wereld wordt weer wakker
uit de warme winterslaap
steekt z’n hoofd boven de grond,
gaat naar buiten, rekt zich uit
Al wat leeft laat van zich horen
als een omgewaaid orkest
dat nietsontziend en nietsvermoedend
alles omzet in geluid
dat alle chaos
coherent
van hoog
en laag
en ruis
in toeval
samenbalt
Wie is componist en wie
is lid van het orkest?
Wat doet de stad en wat doen wij?
De zon is dirigent
Als je je oren open hebt
dan weet je het meteen
We dansen samen in geluid,
zijn onafscheidelijk één
Wij zijn de stad.
Arthur Adam ten Cate